Geen bedrijfstoeslag op afgegraven percelen

Een landbouwer diende in mei 2014 de Gecombineerde opgave 2014 in en verzocht daarbij om uitbetaling van de toeslagrechten. In december 2014 werd de bedrijfstoeslag vastgesteld. Medio 2017 vond echter een herberekening van de bedrijfstoeslag over 2014 plaats en vorderde RVO een deel van uitbetaalde toeslag terug. Een drietal percelen werden alsnog afgekeurd, omdat deze volgens RVO in het kader van een herinrichtingsplan waren afgegraven. Een perceel dat in het najaar wordt afgegraven voldoet volgens haar niet aan de definitie van landbouwgrond. De landbouwer ontkende niet dat de drie percelen niet het gehele jaar landbouwgrond waren geweest. Dat was volgens hem ook niet nodig, omdat uit het Europees recht blijkt dat op een landbouwareaal gedurende negentig dagen niet-landbouwactiviteiten mogen worden verricht. De periode van de werkzaamheden had minder dan negentig dagen geduurd, aangezien deze van 5 oktober 2014 tot 31 december 2014 hadden geduurd. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven oordeelde dat vanwege de graafwerkzaamheden en afgraving de oppervlakte van de drie percelen niet meer voldoet aan het vereiste dat het gehele jaar sprake is van landbouwgrond. De stelling van de landbouwer dat dit niet uitmaakt omdat op een landbouwareaal gedurende negentig dagen niet-landbouwactiviteiten worden verricht, trof geen doel nu er voor de toepassing van deze regel sprake moet zijn van landbouwgrond. Aangezien dit niet het geval was, was het College van oordeel dat RVO de drie percelen terecht niet in aanmerking had genomen voor de uitbetaling.