Een biologische veehouder pachtte meerdere percelen grond van een waterleidingmaatschappij. In 2021 vroeg hij bij de provincie een tegemoetkoming aan voor de schade die wilde zwijnen hadden aangebracht in deze percelen. De provincie wees de tegemoetkoming af, omdat er vanwege beperkingen in de pachtovereenkomst geen normale agrarische opbrengsten worden gehaald en dat er hoofdzakelijk sprake is van natuurbeheer. Faunaschade op deze gronden komt volgens haar beleid niet voor vergoeding in aanmerking.
In de beroepszaak oordeelde de rechtbank dat de veehouder terecht had gesteld dat de lagere opbrengsten die hij met de landbouwkundige beperkingen had aanvaard, niet betekenen dat hij ook het risico op faunaschade had aanvaard. De landbouwkundige beperkingen zagen op het gebruik van mest en andere maatregelen met het oog op bescherming van de waterwinning en natuurbehoud, maar waren niet van invloed op de bestrijding van wilde zwijnen. De omstandigheid dat de percelen niet dezelfde opbrengst genereren als beperkingen die geen beperkingen kennen, betekent niet dat de veehouder het risico op faunaschade had aanvaard bij het aangaan van de pachtovereenkomst. Het afwijzingsbesluit was daarom verkeerd gemotiveerd.
Maar de veehouder had uiteindelijk volgens de rechtbank toch geen recht op tegemoetkoming in de faunaschade. In de pachtovereenkomst was namelijk als bijzondere voorwaarde opgenomen dat verpachter en pachter bekend waren met de zwijnenproblematiek ter plaatse. Zij waren daarom een verlaging van de pachtprijs met € 75 per hectare overeengekomen. Daarmee had de veehouder het risico op het ontstaan van deze schade aanvaard (actieve risicoaanvaarding) en geen recht op een tegemoetkoming in de faunaschade.