Steeds minder 25-plussers kiezen voor een carrière in de horeca. Volgens cijfers van één van de grootbanken is nog maar 12% van het horecapersoneel tussen de 25 en 35 jaar. Het merendeel is student of scholier, en stopt zodra het ‘echte leven’ begint. Want voor veel mensen is de horeca nog steeds geen “grote-mensen-baan”.

Dat klinkt hard, maar je hoort het overal. Een horecaondernemer kreeg het letterlijk te horen van de juf van zijn dochter. Haar dochter werkte “ook ooit in de horeca – maar nu heeft ze een échte baan”. Niet uit onwil, maar wel vanuit een beeld dat hardnekkig blijft hangen: horeca is iets voor erbij.
En toch weten we beter. Goed horecawerk is vakwerk. Het vraagt aandacht, kennis, gastinzicht en toewijding. Mensen zoals een jonge medewerker in de bediening, die bewust voor het vak kiest, zijn goud waard. Maar ze worden zeldzamer. Opleidingen zien het aantal studenten dalen, vaste medewerkers zijn moeilijk te vinden, en nog moeilijker te behouden.
De reflex is begrijpelijk: processen versimpelen, minder afhankelijk worden van personeel. Maar dat mag geen vlucht zijn uit het hart van de zaak: de mensen. Want daar ligt het verschil tussen een goed draaiend bedrijf en een plek waar gasten zich echt welkom voelen.
Als horecaondernemer heb je daarin een sleutelrol. Niet alleen met roosters en arbeidsvoorwaarden, maar vooral met aandacht. Mensen willen zich gezien voelen, iets kunnen leren, en het gevoel hebben dat ze ertoe doen. Dat begint met luisteren. En met ruimte geven aan wie meer wil dan alleen een bijbaan.
De horeca is een vak, maar dan moeten we het ook als zodanig behandelen. Elke dag opnieuw.