De signalen zijn niet nieuw, maar wel steeds harder: de Rotterdamse haven verliest terrein. Na eerdere terugtrekkingen van grote industriële spelers, heeft nu opnieuw een grote partij besloten om zijn geplande biobrandstoffenfabriek niet in Rotterdam te bouwen. Reden: het investeringsklimaat is simpelweg te ongunstig.

Voor wie dagelijks op de weg zit, in het magazijn staat of zijn materieel door de haven laat rollen, is dit meer dan een probleem in de haven. Het raakt immers aan de ruggengraat van de logistieke keten. Want als investeringen uitblijven en bedrijvigheid verschuift naar havens als Antwerpen of Hamburg, verschuift ook de vraag naar transport, opslag en distributie. Dat kan snel gaan.
De oorzaken? Hoogoplopende energieprijzen, lange vergunningsprocedures, CO₂-heffingen, en vooral: het stikstofdossier dat letterlijk alles op slot zet. Deltalinqs, de ondernemersvereniging van de haven, spreekt zelfs van een noodsituatie. Miljarden aan investeringen liggen vast, met alle gevolgen van dien voor de hele keten, van scheepsagent tot wegvervoerder.
Ook transportondernemers ondervinden de gevolgen. Minder nieuwe fabrieken betekent minder goederenstromen, minder op- en overslag, en uiteindelijk: minder werk. En wat overblijft, wordt vaak scherper aanbesteed.
Volgens de verantwoordelijk wethouder kan Rotterdam dit niet alleen oplossen. De bal ligt bij Den Haag. Maar nu het kabinet gevallen is, is daar ook niet snel en oplossing te verwachten.
Voor transportondernemers is dit hét moment om scenario’s door te rekenen, netwerken te verbreden en alternatieven te verkennen. Want als het in Rotterdam stokt, moet je als ondernemer weten waar de nieuwe beweging ontstaat.