Het arbeidsrecht kent de termen ‘opzeggen’ en ‘aanzeggen’. Op het eerste gezicht lijken deze termen wellicht op elkaar, maar in de praktijk hebben zij een andere betekenis. Wij zetten de aandachtspunten graag voor je op een rij.
Op werkgevers kan een verplichting tot aanzegging rusten. Daarmee wordt bedoeld dat een werkgever in geval van een arbeidsovereenkomst met een bepaalde tijd van minimaal 6 maanden uiterlijk één maand voor de einddatum van de arbeidsovereenkomst aan de werknemer moet berichten (aanzeggen) of de arbeidsovereenkomst al dan niet wordt verlengd en eventueel onder welke voorwaarden.
Indien je als werkgever vergeet aan te zeggen of de arbeidsovereenkomst wel of niet wordt verlengd dan kan de werknemer aanspraak maken op vergoeding van één maand loon.
Mocht de aanzegging te laat zijn gedaan dan geldt een vergoeding naar rato. Stel dat de aanzegging een week te laat plaatsvindt dan is in dat geval een vergoeding ter hoogte van een weeksalaris verschuldigd.
Een arbeidsovereenkomst opzeggen ziet op de situatie dat de arbeidsovereenkomst tijdens haar looptijd tussentijds wordt beëindigd. Een werknemer kan meestal eenvoudig tussentijds opzeggen. In arbeidsovereenkomsten staat namelijk meestal een artikel (ook wel tussentijds opzegbeding genoemd) waarin staat vermeld binnen welke termijn een werknemer de arbeidsovereenkomst kan opzeggen. Voor de werkgever is dit anders. Een werkgever kan een arbeidsovereenkomst alleen tussentijds opzeggen met toestemming van het UWV of de kantonrechter.
Wil je meer informatie of advies over het opnemen van of de inhoud van een tussentijds opzegbeding of schriftelijke aanzegging of heb je een algemene arbeidsrechtelijke vraag, schroom dan niet om contact op te nemen.