Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft in september van dit jaar een uitspraak gedaan over de vraag of er wel of geen sprake is van blokkerende zeggenschap voor alle ondernemingsbeslissingen met een financieel belang van meer dan € 25.000. Dit is van belang voor het kunnen benutten van de faciliteiten voor jonge agrariërs.
Een vennootschap onder firma werd op 1 januari 2022 opgericht en bestond uit vier vennoten, waaronder een jonge landbouwer. In de Gecombineerde opgave 2022 vroeg zij de extra betaling voor jonge landbouwers aan. RVO wees deze betaling echter af, omdat uit de opgevraagde samenwerkingsovereenkomst bleek dat de jonge landbouwer niet over de vereiste blokkerende zeggenschap beschikte. Als bijlage bij het bezwaarschrift voegde de vennootschap in mei 2023 een ondertekende aanvullende overeenkomst van vennootschap onder firma (rectificatieovereenkomst) toe, waarmee volgens haar alsnog aan de eis van blokkerende zeggenschap werd voldaan. RVO nam deze overeenkomst echter, gezien de datum van ondertekening, niet mee in haar beoordeling.
In de beroepszaak overwoog het College van Beroep voor het bedrijfsleven dat volgens Europese regelgeving de jonge landbouwer voor de extra betaling daadwerkelijke en langdurige zeggenschap moet hebben over de rechtspersoon met betrekking tot de beslissingen die op het gebied van beheer, de voordelen en de financiële risico’s worden genomen. In Nederland geldt hiervoor de eis dat de jonge landbouwer ten minste blokkerende zeggenschap heeft bij ondernemingsbeslissingen met een financieel belang van meer dan € 25.000.
Volgens de vennootschap volgde uit de samenwerkingsovereenkomst dat elke vennoot blokkerende zeggenschap had ten aanzien van alle belangrijke ondernemingsbeslissingen, ongeacht het financiële belang. Weliswaar werden enkele rechtshandelingen genoemd waarbij instemming pas was vereist als het belang meer dan € 100.000 bedroeg, maar dat was volgens de vennootschap onvoldoende reden om de aanvraag voor de extra betaling af te wijzen.
De vennootschap voerde verder aan dat in het handelsregister van de Kamer van Koophandel bij elke vennoot stond vermeld dat deze bevoegd was tot een bedrag van € 25.000. Of de blokkerende zeggenschap van de jonge landbouwer juist was geregistreerd in het handelsregister, liet het College buiten beschouwing. Dit moet namelijk kunnen worden aangetoond met een schriftelijk vastgelegde overeenkomst die door alle vennoten is ondertekend. Die overeenkomst had uiterlijk 25 dagen na 15 mei 2022 opgesteld en ondertekend moeten zijn. Aangezien de rectificatieovereenkomst pas na die datum was ondertekend, was het terecht dat deze niet in de beoordeling werd betrokken.
Uit de in april 2022 ondertekende vennootschapsakte volgde dat de jonge landbouwer niet voor alle ondernemingsbeslissingen met een financieel belang van meer dan € 25.000 blokkerende zeggenschap had. Dat betekende dat RVO de extra betaling terecht had afgewezen.
Heb je vragen over dit onderwerp? Neem dan contact met ons op of bespreek het met je bedrijfsadviseur.