De bouw krabbelt op, maar personeel blijft zorgenkind

Na een pittige periode lijkt de bouwsector zich langzaam maar zeker te herstellen. Waar 2024 nog in het rood eindigde, is er in 2025 weer sprake van groei: zo’n 1 procent, met vooruitzicht op 2,5 procent in 2026. Vooral de woningbouw laat een voorzichtig herstel zien. De vergunningverlening trok aan en de koopkracht van consumenten klimt uit het dal, wat nieuwbouw weer beter financierbaar maakt.

De bouw krabbelt op, maar personeel blijft zorgenkind

De dip van vorig jaar is niet alleen te wijten aan stikstof, al helpt die kwestie zeker niet. Hogere bouwkosten door inflatie en een gestegen rente drukten zwaar op de financiering van projecten. In de utiliteitsbouw (kantoren, winkels, bedrijfsruimtes) blijft het herstel bovendien achter door blijvende onzekerheid: thuiswerken, online winkelen en hoge energiekosten maken investeerders terughoudend.

Positief is dat het vertrouwen onder bouwbedrijven aantrekt. Volgens recente cijfers daalt het aantal bedrijven dat kampt met te weinig opdrachten.

Tegelijkertijd lopen we wéér aan tegen een oude bekende: personeelstekort. Steeds meer bedrijven hebben moeite om goed gekwalificeerde mensen te vinden. Ook de beschikbaarheid van materialen en vergunningen blijft een uitdaging.

De politieke situatie speelt daarbij een interessante rol. Door de val van het kabinet is de bevriezing van sociale huren voorlopig van de baan. Dat is goed nieuws voor woningcorporaties die willen investeren. Tegelijk kwam er helaas weinig beweging in het stikstofdossier. Een volgend kabinet zal dus echt knopen moeten doorhakken, onder meer rond ruimtelijke ordening, vergunningen en investeringen in onderwijs en innovatie.

Wat betekent dit voor de praktijk? De vraag trekt aan, de orderportefeuilles vullen zich langzaam weer, en ook aan de inkoopkant komt beweging. Wie nu anticipeert op het herstel, bijvoorbeeld door te investeren in mensen, samenwerking of slimme bouwtechnieken, zit straks beter gepositioneerd als de vaart er weer echt inkomt.