Eén van de eisen in het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) is dat er op bouwland gewasrotatie moet plaatsvinden (GLMC 7). Dit is goed voor de bodemgezondheid en verbetert de opbrengst.

Daarbij gelden drie normen:
- Elk jaar moet op minimaal een derde van het bouwland een ander gewas als hoofdteelt geteeld worden, of een of meer volgteelten;
- Op een perceel moet eens per vier jaar een ander gewas als hoofdteelt geteeld worden;
- Op zand- en lössgrond moet in de periode 2023-2026 één keer een rustgewas geteeld worden.
Vanaf 2026 zal gecontroleerd worden of aan deze normen is voldaan. Dit wordt beoordeeld op gewascodeniveau. De aanvrager moet dus terugkijken naar wat er op een perceel is geteeld in de jaren 2023 tot en met 2025, ongeacht wie in die jaren de gebruiker was.
Vrijstelling gewasrotatie voor het bedrijf (normen 1 en 2)
Een bedrijf is vrijgesteld van gewasrotatie als:
- Meer dan 75% van het totale bouwland wordt gebruikt voor tijdelijk grasland, braak en/of vlinderbloemige gewassen;
- Meer dan 75% van het landbouwareaal wordt gebruikt voor blijvend grasland, tijdelijk grasland of natte teelt.
Vrijstelling gewasrotatie op perceelsniveau (normen 1 en 2)
Er geldt een vrijstelling van gewasrotatie op een perceel als:
- Het perceel wordt gebruikt voor braak, natte teelt, meerjarige gewassen (bijv. luzerne) en grassen;
- Op het perceel een biologische productiemethode wordt toegepast én het bedrijf biologisch gecertificeerd is;
- Er beheer op plaatsvindt voor het ANLb of de Catalogus Groenblauwe Diensten, en de voorwaarden niet aansluiten.
Vrijstelling rustgewas (norm 3)
Een bedrijf krijgt pas een vrijstelling voor het telen van een rustgewas als een bepaalde teelt gedurende de gehele periode van 2023 tot en met 2027 op een perceel staat.
De eisen van het GLB zorgen voor zwaardere regels voor gewasrotatie op bouwland. Dit veroorzaakt bij akkerbouwers een hogere druk op de grond. Bij voldoende eigen grond kan er voldoende afgewisseld worden in de gewassen op de eigen percelen.
Ook kan er gekozen worden voor uitwisseling van grond ten behoeve van vruchtwisseling: door een oppervlakte grond uit gebruik te geven en eenzelfde oppervlakte in gebruik te nemen, kan aan de eisen voor gewasrotatie worden voldaan. Dit kan passen binnen de mogelijkheden van de landbouwvrijstelling.
Als een akkerbouwer verlegen zit om meer grond, wordt soms aangeboden om tegen een hogere vaste vergoeding grond te gaan betelen. Dit om aan extra grond “te komen”.
De administratie en facturen moeten echter overeenkomen met de feiten. Als de feitelijke situatie, afspraken, is dat de akkerbouwer extra grond bewerkt tegen een vooraf vastgestelde vergoeding (een saldo), dan is er sprake van verpachting van grond. In die situatie is er géén recht op toepassing van de landbouwvrijstelling (voor de waardeontwikkeling in dat betreffende jaar).
De vraag is dan ook of dit geen gevolgen heeft voor de GLB-subsidies en mestaanvoer. Alleen de feitelijke teler die het risico draagt over het gewas, heeft recht op GLB-subsidies en op het benutten van mestruimte. Laat je niet verleiden tot facturen over en weer: de feiten zijn bepalend, niet wat er op papier staat.
Als je als ondernemer wilt meedoen aan gewasrotatie op eigen grond, doe dit dan voor eigen rekening en risico als teler. Maak zélf de keuzes met betrekking tot de teelt (zoals ras, zaaitijdstip, bemesting, gewasbescherming, etc.), en draag ook zelf het risico voor de opbrengst - of die nu hoger of lager uitvalt.
Wie wil het onbelast blijven van de waardeontwikkeling van gronden op het spel zetten, en daarbij ook nog risico lopen op het mislopen van GLB-subsidie én het onterecht aanvoeren van mest op naam? Dit ten opzichte van het risico dat het gewas minder opbrengt, maar ook de kans dat het juist goed opbrengt.
Voor meer informatie neem dan contact met ons op.