Pachtkamer ontbindt pachtovereenkomst hoeve vanwege geen bedrijfsmatige landbouw

In een recente uitspraak van de Pachtkamer werd de pachtovereenkomst van de hoeve door de Pachtkamer ontbonden. De pachter werd in deze situatie niet door de rechter beschermd. De verpachter won deze procedure. Wat ging eraan vooraf?

Een landbouwer pachtte een hoeve en 18 ha grond. Vanaf 1995 bedroeg de oppervlakte nog maar bijna 2 ha grond. Aanvankelijk werd op dit gepachte, en op andere grond, een melkveebedrijf uitgeoefend. In 2018 werd de melkveetak beëindigd en werden de fosfaatrechten verkocht. De landbouwer ging daarna verder met het telen van akkerbouwgewassen op 30 ha grond. In maart 2022 zegde de verpachter per aangetekende brief de pacht op en gebood hij de pachter de woning per 31 december 2022 schoon op te leveren. De landbouwer liet de verpachter schriftelijk weten het hier niet mee eens te zijn, omdat het landbouwbedrijf van belang was voor zijn levensonderhoud.

Voor de pachtkamer van de rechtbank vorderde de verpachter de ontbinding van de pachtovereenkomst en ontruiming van het gepachte binnen drie maanden na vonnis. De bedrijfsvoering kwalificeerde volgens de verpachter niet als bedrijfsmatige landbouw. Er was geen positief rendement, er werden geen investeringen gedaan en er vond een verdere afbouw van het bedrijf plaats. De rechtbank was het daar mee eens.

 

Een bedrijfsmatige exploitatie van het gepachte veronderstelt dat sprake is van een complex van economische activiteiten, gericht op winst door uitoefening van de landbouw. Daarbij zijn de navolgende gezichtspunten in het bijzonder van belang:

 

De omvang van het bedrijf en de onderlinge samenhang tussen de diverse bedrijfsactiviteiten;

  • De vraag of voor toekomstige winstkansen noodzakelijke investeringen plaatsvinden;
  • Het redelijkerwijs te verwachten ondernemingsrendement;
  • De vraag of de gebruiker een hoofdfunctie buiten de landbouw heeft;
  • Een en ander in onderlinge samenhang te beschouwen en met inachtneming van de overige omstandigheden van het geval.

 

In dit geval was het netto-bedrijfsresultaat negatief. De landbouwer ontving sinds ongeveer 10 jaar een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Bij  veel zaken liet de landbouwer zich bijstaan door derden en bij de dagelijkse werkzaamheden door de loonwerker. Zijn persoonlijke bijdrage was gering. De machines waren nagenoeg afgeschreven en er waren geen voornemens investeringen te doen.

De hoeve werd in feite alleen nog gebruikt als woonruimte. Er was ten aanzien van de gebouwen en grond gezamenlijk geen sprake meer van een landbouwkundige eenheid, in de zin dat de exploitatie van het land in relevante mate vanuit het gebouw plaatsvond (anders gezegd het gebouw moet dienstbaar zijn aan de exploitatie van het land).

De rechtbank concludeerde dat de landbouwer het gepachte niet meer gebruikte voor bedrijfsmatige landbouw. De pachtovereenkomst werd daarom per direct ontbonden. De landbouwer diende het gepachte binnen zeven maanden te ontruimen.